‘Het zijn mensen, waarom zou je die opsluiten? Het brengt mij geluk als ik zie dat bewoners met dementie weer naar buiten kunnen, vrijheid hebben.’ De 24-jarige Jade Remmelink werkt op locatie De Borkel in Gorssel. ‘Het is een voordeel dat we in een klein dorp zitten, waar iedereen elkaar kent.’
Jade is medewerker maatschappelijke zorg gericht op welzijn en werkt nu vijf jaar bij Sensire. Daarnaast volgt ze de mbo-opleiding tot social worker. ‘Haar’ psychogeriatrische afdeling telt twee huiskamers met elk zes bewoners met dementie. Vier van hen hebben een gps-tracker waarmee de medewerkers hen buiten via hun telefoon kunnen volgen. De andere bewoners kunnen zonder technologische hulpmiddelen naar buiten. ‘Dat wil niet zeggen dat ze dat per se doen. De meesten vinden dat toch nog eng.’
Vanaf het begin is Jade enthousiast over het open deurenbeleid dat op deze locatie nu twee jaar werkelijkheid is. Ze zat in het ‘Ruimte voor dementie’-team dat alles voorbereidde. ‘Daarin zat uit elk team iemand, maar ook bijvoorbeeld een collega die zich op de tuin richtte. Want als je de deuren voor iedereen open zet, moet je buiten ook iets te bieden hebben. Zo lopen er nu schapen in onze tuin en kunnen mensen er zelf muziek laten klinken door ergens op te drukken. Door zulke prikkels heeft iemand eerder de neiging de tuin in te lopen dan richting de weg met verkeer. Overigens merken we dat het dorp meer aantrekkingskracht heeft dan die weg, waar niet veel bijzonders is. In het dorp herkent men meer, daar is meer te doen. Herkenningspunten zijn ook belangrijk, binnen en buiten.’
Jade juicht het toe dat mensen met dementie op deze manier letterlijk meer de samenleving in gaan. ‘Wie niet zelf in de zorg werkt of iemand in de familie heeft met dementie heeft werkelijk geen idee wat dementie betekent. Door “Ruimte voor dementie” zul je vaker iemand tegenkomen die daaraan lijdt. Dat helpt de samenleving anders te gaan kijken. En wat is het ergste dat er kan gebeuren? Dat iemand iets tegen je zegt of aan je vraagt op straat. Of misschien een keer iets meeneemt uit de winkel. Hoe vaak gebeurt dat? Nou, dan brengen we dat toch terug!’
Ze vervolgt: ‘Familieleden moeten nog wat wennen aan het idee. Maar een aantal vindt het nu toch fijn dat moeder buiten kan zitten of zelf naar de winkel kan.’
Ook wie wél in de zorg werkt, gaat door het open deuren-beleid anders kijken naar dementie en naar de manier waarop het tot voor kort ging. Dat merkt Jade ook aan sommige collega’s die voordat het beleid inging er nogal angstig en onwennig tegenover stonden. ‘Niet zo gek als je al wat langer meeloopt in de zorg. Dan ken je de tijd nog dat het volkomen geaccepteerd was bewoners letterlijk vast te maken aan hun bed of rolstoel. Ik ben natuurlijk een stuk jonger.’ Ze denkt dat de vrijheid die bewoners nu hebben ook zorgmedewerkers helpt anders te kijken naar bewoners met dementie, stil te staan bij hoe ze het gewend waren en waarom dat eigenlijk zo was. ‘Maar dat neemt niet weg dat sommigen – net als de familie – ook angstig blijven, al zien ze dat het goed gaat.’
Terwijl hij alles goed gedaan had in zijn leven zat hij nu opgesloten. Dat vond hij onbegrijpelijk. En dat was het ook."
Wat de gewenning bij medewerkers en naasten bepaald niet helpt is het voortdurend haperende gps-systeem. ‘Elke ochtend checken we of het in orde is en anders houden we de deuren dicht,’ zucht Jade. ‘Sommige familieleden of collega’s halen op zulke dagen misschien opgelucht adem: het voelt voor hen toch veiliger, ze zijn niet anders gewend. Maar op die manier leren we met elkaar maar moeilijk vertrouwen op de nieuwe situatie.’
Jade weet nog goed hoe ze een keer op haar telefoon keek en zag dat een mevrouw die een paar minuten daarvoor nog vlakbij De Borkel was zich opeens in een plaatsje verderop bevond. ‘Helemaal in Twello! In kon me werkelijk niet voorstellen hoe ze dat zo snel had gedaan... Ik heb geschakeld met mijn regieverpleegkundige en al gauw bleek dat mevrouw met haar dochter in de auto mee was gegaan. Alleen was dat niet doorgegeven, zoals we normaal doen. Natuurlijk hebben we het daar met de familie over gehad en begrepen ze het.’
Het observeren van bewoners voordat ze naar buiten kunnen met of zonder gps-tracker, hen begeleiden bij het aanleren van een bepaalde route, stimuleren naar buiten te gaan en zo nodig met zachte hand terughalen: het kost tijd. ‘Maar hebben we die straks nog?’, vraagt Jade zich bezorgd af. Ze ervaart oplopende druk en vreest verschraling. ‘Straks komen we in de zorg alleen nog aan de hoogst noodzakelijke taken toe en vertrekken er misschien nog meer mensen. We zullen de familie meer om hulp moeten vragen, maar dat is lastig.’
Voor haarzelf blijft het open deuren-beleid een belangrijk onderwerp. De voorbeelden die aangeven hoeveel meerwaarde het heeft voor bewoners schudt Jade uit haar mouw. ‘Ik herinner me een meneer die altijd bij de gesloten deur stond en hard riep dat hij eruit wilde. Toen de deuren eenmaal open waren en hij er zonder moeite door kon, werd hij rustig. Zijn frustratie bleek meer te liggen in het idéé van opgesloten zitten. En een andere meneer had ook zó het gevoel in een gevangenis te zitten. Terwijl hij alles goed gedaan had in zijn leven zat hij nu opgesloten. Dat vond hij onbegrijpelijk. En dat was het ook.’